Het bleef weer een hele poos stil rond Fragne; de blog lag er doods bij, mailtjes werden niet of kort beantwoord, er werd met geen woord over het meer gerept... Even kort de oorzaken daarvan opnoemen, is niet evident. Laat ons het dus op chronisch tijdtekort houden, gecombineerd met twijfel over welke uitbatingskoers we in de toekomst zouden varen. Het feit dat we in het warme en droge oktober even vreesden voor een karpersterfte door zuurstoftekort en de geplande vidange die van begin november naar eind december versprong, droegen uiteraard ook bij tot de afwachtende houding.
Concreet? Op zaterdag 22 december - na 14 dagen leeglopen - werd het meer eindelijk afgevist. Voorafgaand aan die datum werd ook de dijk geïnspecteerd (4 man, 8 uur...). Een rapport over hun bevindingen wordt begin 2013 opgesteld. Tijdens de vidange werden tonnen voorn en bijna honderdvijftig snoeken (sommige exemplaren leken wel krokodillen) afgenet door een dertigtal helpende krachten. De viskweker nam het merendeel van deze twee vissoorten met zich mee. Zo goed als het gehele karperbestand (reken op een 330-tal karpers; waarvan een aantal hele zware) werd tijdelijk overgezet in een gegraven bassin (het heen en weer ploeteren in de modder zou een sport op zich kunnen zijn). De aanwezige karpervissers waren het er unaniem over eens dat de schade aan de bekken - in tegenstelling tot wat ik zelf vreesde - erg minimaal was. Wat de drooglegging zelf betreft, mogen we best van een succes spreken: we konden zo goed als alle vis voor het sluisgat houden, waardoor ook de grotere exemplaren niet beschadigd raakten. Even werd gevreesd ook de laatste liters water kwijt te raken doordat er een steen vastzat onder de sluitklep, maar na een halfuur wrikken en kloppen kon de poort terug definitief op slot en maakten paniek en stress plaats voor opluchting en jolijt.
De dag na de vidange begon de échte werkweek: een bulldozer en twee tractoren werkten in sneltempo om hun werk af te maken voor de kantzones terug onberijdbaar werden: bergen rottende bladeren werden uit het meer geschept, omgevallen bomen werden verzaagd en op de kant gelegd, kleinere takken werden verzameld en verbrand, het bedieningssysteem voor de pelle menière werd vernieuwd, de naden van de bak werden verstevigd met beton, een nieuwe grille werd geïnstalleerd, de grootste zichtbare gaten in de dijk werden opgevuld en gecementeerd... Dit alles uiteraard in een race tegen de tijd, want door de hevige regenval steeg het waterpeil genadeloos (de kostprijs van dit alles trouwens ook...). Enfin; eind goed, al goed.
Enkele weetjes?
- De snelle groei van de spiegels zou wel eens verklaard kunnen worden door de massale aanwezigheid van bloedwormpjes in de bodem. Je vindt ze voornamelijk in zones met 'hardere' modder en klei. Ook tussen en onder rottend hout houden ze zich schuil.
- We hebben werkelijk honderden, misschien wel duizend, zwanenmossels van tussen het zand geplukt en teruggegooid in het water. Ook de nodige kreeften waren present.
- Er bleken op Fragne toch meer schubkarpers te zitten dan verwacht. De vraag is waarom ze dan zo weinig gevangen worden in verhouding? Ook lijken ze niet over het potentieel te beschikken om zwaarder te worden.
- Her en der waren er in grote modderzones toch kaalgevreten cirkelvormige zandplekken. Het lijken wel UFO-achtige graancirkels, die volgens mij enkel kunnen ontstaan door azende vis.
Tot hoors!
Joris

